- Incidenten en calamiteiten op de (vaar)weg zijn juist afgehandeld
- De veiligheid op de (vaar)weg is gewaarborgd
- De milieuwetgeving is gehandhaafd
| - Schat gedragingen van wegverkeer/scheepvaart en trein/lijndienst in
- Schat risico’s van beslissingen in
- Herkent afwijkende situaties aan de hand van signaleringssystemen
- Maakt zelfstandig een goede inschatting van (onveilige) situaties en onderneemt tijdig actie om onveiligheid te voorkomen
- Bepaalt consequenties van maatregelen over de grenzen van eigen situatie/regio heen
- Haalt tijdig anderen erbij. Stemt eigen maatregel en acties van anderen met elkaar af
- Kan zich voorstellen hoe de situatie zich zal ontwikkelen na eventuele maatregelen (scenario’s denken)
| |
- Kan met veel informatiebronnen (fax, telefoon, beeldscherm, etc) tegelijk omgaan
- Behoudt het overzicht over een veelheid aan informatie en situaties en schat de relevantie ervan goed in
- Blijft ook in rustige perioden alert en waakzaam
- Blijft rustig bij plotselinge gebeurtenissen en behoudt, ook onder druk van hulpdiensten of weggebruikers, eigen integriteit
- Wijkt in nood af van standaardprocedures en houdt zich aan het protocol
- Schakelt soepel tussen verschillende verkeerssituaties en betrokken partijen die aandacht vragen
| |
- Neemt, ook zonder volledige informatie en klankbord, zelfstandig besluiten om situatie veilig te stellen
- Houdt vast aan eigen besluit maar is ook in staat in geval van nieuwe informatie alternatieven te horen en eigen besluit te heroverwegen
- Is alert en grijpt direct in bij problemen en onduidelijkheden
- Kan met tegenstrijdige aanvragen van anderen omgaan en stuurt aan op de meest veilige oplossing
- Is in staat een besluit/maatregel/handeling naderhand te onderbouwen
| |